Een boerderij uit 1861 in Collendoorn was al jaren niet meer bewoond. De familie die de boerderij wilde gaan bewonen, werd geconfronteerd met zeer achterstallig onderhoud. Daardoor was ingrijpende restauratie nodig. Er was 1 belangrijke vereiste: het was een Rijksmonument, dus kenmerkende elementen moesten gehandhaafd blijven.

Werkwijze

De boerderij viel te kenmerken als een ‘streekeigen boerderijtype’. De boerderij had bijvoorbeeld een dwarsdeel (baanderdeuren) aan de zijkant in plaats van aan de achterkant. Dit is een van de redenen dat het tot Rijksmonument verklaard werd.

Om een boerderij op de rand van bouwvalligheid geschikt te maken voor bewoning, moet eerst de bestaande toestand zorgvuldig in kaart gebracht worden. Veel materiaal was vermolmd, en zolders waren niet meer begaanbaar. Vanwege het monumentale karakter moesten alle oorspronkelijke details behouden blijven, danwel in oorspronkelijke staat hersteld worden.

Resultaat

De boerderij is inmiddels helemaal gerestaureerd en bewoonbaar gemaakt, zonder de karakteristieke bouwstijl aan te tasten. De woning is bijvoorbeeld aan de binnenkant geïsoleerd, omdat buitenmuren intact moesten blijven. Om vochtproblemen te voorkomen, is een isolerende cellenbeton binnenspouw gemaakt. Ook de baanderdeuren zijn hergebruikt en historische tegels in het interieur zijn gehandhaafd. Het rieten dak is helemaal vervangen, het erf is heringericht en de schuur is in oorspronkelijke vorm volledig herplaatst.

Geef een reactie